Johannes van der Sluis

Huis- en buurtonderzoek Cornelis Fransz.

Inleiding

Mijn bijdrage behelst een huizenonderzoek om wat te weten te komen over de omgeving waarin de boeken van Cornelis Fransz. werden gedrukt. In de zeventiende eeuw bezaten de huizen nog geen nummers. Wel kreeg een huis een belastingnummer dat in de belastingkohieren terug te vinden is. Als dit nummer achterhaald is kunnen de eigenaars van het desbetreffende huis achterhaald worden tot de nummering begint. Op deze manier verkrijgt men het huisnummer.

In het gemeentearchief van Amsterdam zijn de belastingkwijtscheldingen te vinden. Cornelis Franz. bevindt zich echter niet in deze administratie. Wat betekent dit? Mensen die in het bezit waren van een huis moesten belasting betalen. Huurders hoefden dit niet en staan dus niet vermeld in de belastingboeken. Cornelis Fransz. heeft dus huizen gehuurd bij (aen) de Zuiderkerk en in de Pieter Jacobssteeg.

Om toch iets te weten komen over het huis van Cornelis Fransz. zal dus buurtonderzoek verricht moeten worden. Wie woonden er nog meer in die omgeving? Wat kunnen we daaruit concluderen? Ik heb me met name gericht op de buurt rond de Sint Antoniebreestraat (de straat van de Zuiderkerk) aangezien die het interessantst is en mogelijk iets kan zeggen over het feit dat Cornelis Fransz de Pieter Jacobssteeg verruilde voor een plek bij de Zuiderkerk.

 

De Sint Antoniebreestraat en de Zuiderkerk

De Sint Antoniebreestraat is aangelegd op een eeuwenoude dijk, die Amsterdam beschermde tegen het water van de Zuiderzee. De Amstel mondde aanvankelijk uit in een moerassige delta. De eerste bewoners hebben in de hoofdstroom een dam geslagen, maar moesten zich nog verder tegen het water beschermen door het aanleggen van dijken. Als de Zeedijk –en zijn verlengde, de Sint Antonies- en Diemerszeedijk – er niet was geweest, zou de zee vrij spel gehad hebben op de oevers van de Amstel.

De situatie halverwege de zestiende eeuw is weergegeven op een schildering van Cornelis Anthonisz. Hierop is duidelijk zichtbaar dat de stad ophield bij de stadswallen ter hoogte van de huidige Geldersekade en Kloveniersburgwal. De Sint Antoniesdijk was de oostelijke toegangsweg tot de stad, die met de Sint Anthoniespoort ‘s nachts werd afgesloten. Het gebied aan de zeekant van de dijk heette in de zestiende eeuw Lastage, dat waarschijnlijk te maken heeft met de scheepsbouwactiviteiten die er bedreven werden. In de buurt was een Leprozenhuis gevestigd die het Sinte Antonis werd genoemd. Hieraan dankt de straat haar naam.

Halverwege de zestiende eeuw heeft Amsterdam een spectaculaire groiei doorgemaakt. Bewaard gebleven belastinggegevens tonen aan dat het aantal woonhuizen tussen 1514 en 1546 met 403 groeide. In de tien volgende jaren kwamen er 2008 huizen bij. In de loop van de zestiende eeuw was het Lastage-gebied niet alleen als industrieterrein in gebruik genomen, maar er vestigden zich ook aanzienlijke en invloedrijke stedelingen

De sterke groei van de stad bracht de nodige problemen met zich mee. Uitbreiding was onvermijdelijk, maar de nieuwbouw schoot niet erg op. Op een kaart van Pieter Bast uit 1597 wordt de straat nog niet half volgebouwd afgebeeld. Voordat de Lastage bij de stad was getrokken, was de grond in handen van aanzienlijke kooplieden. De nieuwe huizen werden aangepast aan de wensen, want ze hebben een ruime opzet.

Een voorbeeld is de rijke Zuidnederlandse zuivelkoopman Jan Jansz. Karel (1545-1616) die zes aaneensluitende percelen kocht. Daar liet hij in 1605 een groot huis neerzetten, dat later werd overgenomen door Ishac de Pinto (1629-1681) waaraan het Pintohuis (bijna tegenover de Zuiderkerk) zijn naam dankt. Hij verbouwde het huis tot een waar paleis.

Het stadsbestuur kocht in 1602 een stuk onbebouwde grond, omdat de snelle bevolkingsgroei een nieuw kerkgebouw nodig maakte. De eerste dienst in de Zuiderkerk (de opperbouwmeester was Hendrick de Keijser) werd gehouden tijdens Pinksteren in 1611.

 

Kunstenaars

De voornaamheid van de Antoniebreestraat is ook af te lezen aan het grote aantal gerenommeerde kunstenaars die er hun ambacht uitvoerden. Het is niet algemeen bekend dat dit stadsdeel in de 17e eeuw een hoge concentratie kunstschilders, beeldhouwers, architecten en muziekinstrumentenmakers heeft gekend. Zo woonden op de Nieuwmarkt de kunstschilders Bartholomeus van der Helst en Steven Jansz. van Goor. Voorbij het andere uiteinde van de Sint Antoniebreestraat woonde Rembrandt van Rijn, en in de straat zelf was het aantal kunstschilders erg groot, waaronder Pieter Lastman en Dirck Dircksz. Santvoort.

Pieter Lastman (1583-1633), leermeester van Rembrandt van Rijn, bezat twee huizen in de Sint Antoniebreestraat, namelijk nummer 59, naast het hoekhuis ‘De Olijffbergh’ en nummer 82, de ‘Preeckstoel’ genaamd. Laatstgenoemde huis bevindt zich naast het poortje naar het Zuiderkerkhof. Dirck Santvoort was een andere bekende schilder. Hij behoorde tot de meest vooraanstaande portrettisten van Amstels patriciaat. Zijn huis droeg nummer 60, De Pinas.

Het Rembrandthuis, dat Rembrandt in 1639 kocht

 

Het Pintohuis

 

Cornelis Fransz.

Bij de Zuiderkerk was de drukkerij van Cornelis Fransz. gevestigd. Wat opvalt is de korte periode (1614-1617) waarin hij daar actief was. Een verklaring voor dit feit kan misschien gezocht worden in de goede naam die de buurt aan het begin van de 17e eeuw kreeg. Waarschijnlijk wilde Cornelis Fransz. het een tijdje proberen in deze gunstige omgeving van rijke kooplieden, schilders en andere voorname personen. Hij had namelijk eerst in Pieter Jacobssteeg gewoond en gewerkt (1612).

Na Cornelis Fransz. werkten achtereenvolgens Joris Veseler (1618-1624)1, de weduwe van Joris Veseler (1626-1627), Jan Fredericksz. Stam (die de drukkerij overnam door een huwelijk met de weduwe Veseler) (1629-1658), en Jacob Konijnenberg (1667-1674) in een drukkerij bij de Zuiderkerk2.

 

Metamorfose van een buurt

Het Pintohuis werd in achttiende eeuw nog steeds bewoond door erfgenamen van de familie. De Sint Antoniebreestraat was voor een dergelijke stand steeds minder geschikt. De straathandel trok op in de richting van de Nieuwmarkt en het aantal uitdragerijen en tweedehands kledingzaken nam toe. Waarschijnlijk heeft de familie daarom het pand verlaten.

De verandering was in de 17e eeuw eigenlijk al merkbaar. Toen Rembrandt het huis in 1639 kocht, was de eens zo deftige buurt eigenlijk al op haar retour. De stedelijke elite was inmiddels verhuisd naar de voorname grachtengordel, waarvan het eerste deel in de voorafgaande decennia was voltooid.

De Sint Antoniebreestraat en de omliggende buurt evolueerde in de loop van de eeuwen van een woonstee voor de rijkste en voornaamste stedelingen tot een echte volksbuurt. Het werd vooral een winkelstraat. In de achttiende eeuw bevonden er zich uitdragers, katoenwinkeliers en kledingzaken, tappers, timmerlieden, rijglijvenmakers, een pruikenwinkel, een notaris en een zilversmid.

 

Noten

[1] Deze drukker nam misschien de drukkerij van Cornelis Fransz. over (zie ook Koopman 1987). 

[2] Zie Gruys/Bos 1999.

 

Bibliografie