Project Amsterdamse drukkers, uitgevers en boekverkopers

 

Het project "Amsterdamse drukkers, uitgevers en boekverkopers", onder leiding van dr. P.J. Verkruijsse, is sinds de jaren 1980 in uitvoering, aanvankelijk binnen de leerstoelgroep Historische Nederlandse Letterkunde, later binnen de leerstoelgroep Boekwetenschap en handschriftenkunde van de Faculteit der Geesteswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam. Het project heeft als doel het verwerven van nieuwe inzichten ten aanzien van de rol van boekdrukkers/boekverkopers/uitgevers in het productieproces van teksten.

Daartoe is onderzoek nodig van diverse aard. Archief- en bibliotheekonderzoek (catalogi, drukkersregisters, bio-bibliografisch apparaat) moet gegevens leveren voor de biografische kant van de zaak; voor het reconstrueren van een drukkers/uitgeversfonds is systematisch-bibliografisch onderzoek vereist; analytisch-bibliografisch onderzoek kan meer duidelijkheid scheppen omtrent hoe er gedrukt is en van welk typografisch materiaal er gebruik gemaakt is.

Binnen het project is, respectievelijk wordt onderzoek gedaan naar de fondsen van de volgende drukkers/uitgevers:

Onder leiding van mevrouw dr. J. van Goinga is bij de leerstoelgroep Boekwetenschap en handschriftenkunde in de jaren '90 eveneens onderzoek verricht naar achttiende-eeuwse boekverkopers:

Onderzoek naar andere gerelateerde onderwerpen:

Het zwaartepunt bij het onderzoek ligt op het in Nederland nog niet eerder aangevat systematisch onderzoek naar typografisch materiaal. Uitgangspunt vormt het fonds van de in de eerste helft van de 17e eeuw in literair opzicht belangrijke uitgever C.L. vander Plasse, die niet zelf over een drukkerij beschikte. Het onderzoek concentreert zich in eerste instantie op de drukkers die voor hem gewerkt hebben. Zij beschikten vaak zelf over een uitgeversfonds en drukten ook voor andere uitgevers. Onderzoek naar al deze betrekkingen legt een ingewikkeld netwerk bloot.

Het in de met zekerheid toe te schrijven drukken aanwezige typografisch materiaal stelt de onderzoeker in staat tot op heden niet-geïdentificeerde drukken aan een bepaalde werkplaats toe te schrijven en op het spoor te komen van materiaal dat (door verkoop of overname wegens faillissement of familiebetrekkingen) in verschillende werkplaatsen gebruikt is.

Het onderzoek naar typografisch materiaal is bijzonder arbeidsintensief en ingewikkeld. In eerste instantie vormen sierletters en ander siermateriaal (drukkers/uitgeversmerken, sluitstukken e.d.) de aanknopingspunten voor toeschrijving, maar soms ook dient de gewone broodletter in het onderzoek betrokken te worden. Het resultaat van de inventarisatie van een werkplaats is een grote collectie foto's met bijbehorende beschrijvingen, die zonder enige vorm van geautomatiseerde gegevensopslag niet meer beheersbaar is.

De onderzoeksresultaten tot nu toe rechtvaardigen de besteding van tijd en geld voor het optimaliseren van de gegevensverwerking. Met name het onderzoek van Dijstelberge, Koopman en Borst toont aan dat tal van drukkersanoniem drukwerk via deze methode aan bepaalde werkplaatsen kan worden toegeschreven, respectievelijk met een grote mate van zekerheid geïdentificeerd kan worden als niet uit een bepaalde werkplaats afkomstig.

Relevante literatuur:

Met dank aan Paul Begheyn SJ voor het verstrekken van genealogische gegevens met betrekking tot de familie Vander Plasse.

Vragen en opmerkingen naar: Dr. Paul Dijstelberge p.dijstelberge@uva.nl