Samenvatting van de doctoraal scriptie Boekwetenschap en handschriftenkunde van Kuniko Forrer: François Halma (1653-1722). Een bio-bibliografisch onderzoek naar een boekverkoper tijdens de overgang van de zeventiende naar de achttiende eeuw (2005).

 

 

De figuur François Halma leent zich bij uitstek voor boekhistorisch onderzoek in een cultuurhistorische context. Welke andere discipline zou men immers kunnen inzetten om een verklaring te geven waarom Jan te Winkel zijn naam meermalen op verschillende plekken van zijn magnum opus zou noemen, of waarom hij een lemma zou verdienen in het Biographisch woordenboek van de protestantsche geleerden in Nederland? In disciplines als neerlandistiek of ook godgeleerdheid blijven François Halma en zijn verdiensten ongrijpbaar. François Halma was tenslotte een drukker, uitgever en boekverkoper die gedurende 47 jaren zijn beroep uitoefende in liefst drie steden van de Republiek: Utrecht (1675-1699), Amsterdam (1699-1710) en tenslotte Leeuwarden (1710-1722).

 

Maar dit is van later zorg. In deze scriptie is getracht om door een bio-bibliografisch onderzoek inzicht te verkrijgen in de drukkers- en uitgeversactiviteiten van François Halma gedurende deze 47 jaren.

 

Het naarstig bijeenbrengen van de beschikbare gegevens over François Halma, zijn familie, verwanten, vrienden en zijn zakelijke en persoonlijke contacten enerzijds en het even naarstig inventariseren van zo veel mogelijk drukwerken die hij op de markt bracht anderzijds, is de aanpak die is gehanteerd in dit onderzoek om zijn activiteit als boekverkoper integraal in kaart te brengen. Hoewel een bedrijfsarchief van Halma ons niet bekend is, mag dat geen belemmering zijn bij het bestuderen van deze intrigerende boekverkoper. Halma liet ons voldoende sporen na, zij het versnipperd. Het is de bedoeling van deze scriptie om deze versnipperde gegevens uit archivalia, correspondentie en zijn drukwerken bijeen te brengen, ze een plaats te geven en vervolgens te analyseren en zo mogelijk te interpreteren in het licht van de bestaande literatuur.

 

De reconstructie van zijn fonds is hier als bijlage op vrij summiere wijze gepresenteerd. Dit is echter conform de tweeledige doelstelling van dit onderzoek:

1) het analyseren van welke categorieën drukwerken Halma op de markt bracht, alsmede de taal waarin hij zijn drukwerk uitgaf;

2) het analyseren van de omvang van elk individueel drukwerk, uitgedrukt in het aantal bedrukte vellen.

Hierbij is ook aandacht besteed aan de uitgaven in compagnie.

De uitkomsten van dit onderzoek worden uitvoerig besproken in respectievelijk de Hoofdstukken 3: Het fonds van François Halma en 4: Bedrijfsvoering.

 

Hoofdstuk I: Inleiding, geeft een schets van de bestaande literatuur over François Halma als boekverkoper, waaruit de probleemstelling van dit onderzoek voortvloeit.

 

In hoofdstuk II: François Halma: van Langerak tot Leeuwarden, wordt de levensloop van François Halma als boekverkoper samengevat. De gebeurtenissen die voor zijn activiteiten als boekverkoper van belang waren en zijn netwerk dat zijn activiteiten zou hebben beïnvloed, worden als een lopend verhaal beschreven, naar de plaatsen van zijn vestiging.

 

In hoofdstuk III: Het fonds van François Halma, worden de drukwerken die Halma op de markt heeft gebracht in een aantal categorieën onderverdeeld (godgeleerdheid, filosofie, geografie enz.) en besproken. Statistische analyses zijn gemaakt per genre en per taal afgezet tegen het verloop van zijn carrière.

 

In hoofdstuk IV: Bedrijfsvoering, is gepoogd diverse gebruiken te bespreken, naar het model van Leon Voet (The golden compasses. A history and evaluation of the printing and publishing activities of the Officina Plantiniana at Antwerp. Vol. II: The management of a printing and publishing house in Renaissance and Baroque). Vanwege de veel beperktere beschikbaarheid van het materiaal ziet dit er echter heel anders uit.

 

In hoofdstuk V: Epiloog, tenslotte, wordt een samenvatting gegeven van de hoogtepunten die dit onderzoek heeft opgeleverd, waarbij tevens de desiderata voor een wenselijk vervolg- en toekomstig onderzoek worden aangegeven.

 

 

François Halma werd geboren als laatste kind van een dorpspredikant te Langerak. Door de omstandigheden was voor hem de weg naar een academische opleiding niet weggelegd. Dit is een gegeven dat een zekere beperking oplegde aan de boekverkoper die zich aanvankelijk het beeld van de uitgever-geleerde uit de tijd van zijn voorgangers in de Republiek ten doel zou stellen. Wel was hij het Frans machtig. En hij had een bijzondere affiniteit met de Nederlandse taal. In zijn begincarrière vertaalde hij zelf Franstalige polemische werken in het Nederlands en bracht die op de markt.

 

In 1684 werd hij benoemd tot drukker voor de Academie te Utrecht. Hiermee nam zijn bekendheid als drukker toe en kon hij blijkbaar voor zijn confraters een voldoende solide basis bieden om een compagnieschap te vormen. Zijn drukwerken in compagnie namen sinds 1684 dan ook snel toe. Dat hij het reglement voor de academiedrukker van Utrecht wist op te stellen, is zijn grote verdienste, waardoor we thans de dissertaties van Utrecht sinds 1685 moeiteloos terug kunnen vinden in de bibliotheek van Utrecht. Vóór zijn tijd heerste in Utrecht min of meer vrijheid bij het drukken voor de Academie.

Met dit academiedrukkerschap verkreeg hij toegang tot de geleerde wereld. Hij bracht o.a een aantal prachtige folianten op de markt door toedoen van Johannes Georgius Graevius, zijn voornaamste auteur, editeur en corrector uit die tijd. Voor de Latijnse uitgaven was Halma vanwege zijn beperkte opleiding van iemand als Graevius afhankelijk. Hij was zich wellicht ook zelf bewust van dit feit. In 1686, vlak na de herroeping van het Edict van Nantes, sloot hij een contract met vier hugenoten-boekverkopers om het uitgeven van Franstalige boeken te reguleren. Hiervan kwam blijkbaar uiteindelijk niets terecht. Maar dit geeft wel aan dat hij grote ambitie koesterde in het uitgeven van boeken in het Frans, conform de trend van de tijd. Na deze wellicht mislukte poging hoort men echter niets meer van zijn onderneming in het Frans. Het aandeel van zijn drukwerken in het Frans bleef bij hem mager: circa slechts 8% van het totaal van zijn uitgaven. Daarentegen zette hij zich meer en meer in voor Nederlandstalige uitgaven, vooral in samenwerking met auteurs als David van Hoogstraten en Arnold Moonen.

 

Na zijn verhuizing naar Amsterdam in 1699 – nadat hij zijn winkelassortiment had afgestoten – gaf hij grotendeels boeken in het Nederlands uit. Ondertussen werd hij (op naam van zijn gelijknamige zoon) in 1701 benoemd tot academiedrukker van Franeker. Dit mag een opmerkelijke benoeming heten, maar de Friezen hadden kennelijk behoefte aan welverzorgde drukwerken voor hun trots, de Franeker Academie.

 

In Amsterdam ijverde hij in samenwerking met de bibliofiel Hendrik Adriaan van der Mark voor het uitgeven van een prentenbijbel. In 1705 ving Halma met zijn levenswerk aan, naar voorbeeld van Le grande dictionaire historique, ou le mélange curieux de l’histoire sacrée et profane van Moréri, het Tooneel van de Vereenigde Nederlanden, dat pas postuum in 1725 het licht zou zien. De behoefte der tijd wist hij heel goed in te schatten. De tijd rond 1707-1708 in Amsterdam mag als hoogtepunt van zijn bedrijf aangemerkt worden. In 1708 was hij zelfs zover dat hij een pand aan de Amstel kocht om zijn drukkerij uit te breiden. Maar het onverwachte overlijden van zijn zoon en opvolger, Samuel, gooide roet in het eten. Hij kwam in de Kalverstraat bij de Dam terug.

 

In 1709 werd hij benoemd tot Statendrukker van Friesland. Hij verhuisde in het begin van 1711 naar Leeuwarden nadat hij zijn zeer grootschalige winkelassortiment (met veel antiquarische boeken) had geveild. In Leeuwarden verzorgde hij in 1718 de geheel vernieuwde uitgave van de trots van Friesland, Uitbeelding der heerlijkheit Friesland van Schotanus. Hij wijdde verder zijn tijd aan het schrijven en vertalen van boeken op het gebied van de praktische godgeleerdheid. Hij had geen geluk met zijn opvolging omdat hij zijn zonen liet studeren. In 1722 overleed hij te Leeuwarden.

 

Al met al was Halma gevoelig voor de behoeften der tijd. Aan de andere kant was zijn eigen betrokkenheid bij zijn uitgaven te groot, hetgeen het kenmerk van de uitgever-geleerde was. Dit leidde tot de nodige botsingen met zijn auteurs. Had hij maar de richting van uitgever-koopman ingeslagen, zoals zijn collega’s in die tijd, bijvoorbeeld Pieter van der Aa te Leiden, dan zou zijn positie in het boekenbedrijf in de Republiek heel anders zijn geweest. Juist daarom blijft François Halma echter voor ons een intrigerende figuur, die wel zeker degelijk nadacht over zijn vak en zijn rol als boekverkoper, bewogen tussen de oude en nieuwe ondernemingsstrategie. Dit is de draad die we vast moeten houden, want met Halma als venster kunnen we veel te weten komen over zijn tijd, zijn ideeën en, natuurlijk, over het boekenvak.