Hic est bibliothecae Amsterodamensis codex. Een onderzoek naar de provenance van de middeleeuwse en vroegmoderne handschriften in de collectie van de bibliotheek van de Universiteit van Amsterdam.
Samenvatting van de masterscriptie van Roel Tieleman.
Boekwetenschap en Handschriftenkunde, Universiteit van Amsterdam, 2007
Op de website voor de geschiedenis van het gedrukte boek (www.bibliopolis.nl) wordt provenance als volgt gedefinieerd: 'Herkomst van een handschrift of druk in de zin van: de vroegere bezitters (particulieren of bibliotheken)'. Binnen de moderne boekwetenschap en handschriftenkunde is sprake van een groeiende belangstelling voor het provenance-onderzoek. Deze groei heeft geresulteerd in publicaties over particulier boekenbezit en ook, vooral de laatste jaren, in onderzoeken naar de leescultuur van bepaalde personen en groepen en studies over de geschiedenis van het lezen. Provenance-gegevens kunnen ons informeren over een heel breed terrein: de rol en betekenis van boeken in de samenleving.
Het onderzoeksterrein van deze scriptie is op twee manieren afgebakend. In de eerste plaats heb ik mij beperkt tot provenance-onderzoek op basis van gebruikssporen. Allerlei interessante aspecten van belang voor de lokalisering en datering van handschriften zijn dus niet of nauwelijks aan bod gekomen: taalgebruik, decoratie, originele en latere banden, schrift en niet te vergeten de inhoud blijven vrijwel buiten beschouwing. De tweede beperking is die tot een bepaalde groep handschriften. Mijn onderzoek heeft zich gericht op de provenance van de middeleeuwse en vroegmoderne handschriften in de huidige collectie van de bibliotheek van de Universiteit van Amsterdam.[1]
Om op zinvolle wijze onderzoeksvragen te kunnen stellen en beantwoorden, zowel op het niveau van de gehele collectie als op dat van het individuele handschrift, is het nodig alle in het onderzoek aangetroffen provenance-gegevens systematisch vast te leggen. Het verwerken en presenteren van deze provenance-gegevens in een onderzoeksverslag is geschied aan de hand van een aantal vragen:
De beantwoording van deze vragen wordt in het eerste hoofdstuk van deze scriptie voorafgegaan door een bespreking van de belangrijkste ontwikkelingen in het moderne provenance-onderzoek. De belangstelling van boekhistorici is de laatste jaren verschoven van ownership naar readership, of anders gezegd van wie bezat wat naar wie las wat. Een van de meest aansprekende mogelijkheden van het moderne provenance-onderzoek is de reconstructie van het boekenbezit van een persoon of instelling. Dit soort onderzoek is thans nog maar moeilijk voorstelbaar zonder de hulp van de computer. Omdat de toenemende interesse in provenance-onderzoek in hoge mate gestimuleerd en gefaciliteerd wordt door de digitalisering van catalogi en bibliografieën heb ik in dit hoofdstuk ook een overzicht gegeven van de belangrijkste websites en hun belang voor het provenance-onderzoek. Voor het onderzoek ten behoeve van deze scriptie heb ik deze sites regelmatig geraadpleegd.
Het tweede hoofdstuk (Gebruikssporen als provenance-gegevens) is gebaseerd op autopsie van 279 middeleeuwse en vroegmoderne handschriften. Dit komt, praktisch gezien, neer op het hele bezit aan middeleeuwse en vroegmoderne handschriften van de universiteitsbibliotheek van de UvA, al is uiteraard soms discussie mogelijk over het wel of niet opnemen van een bepaald handschrift in dit corpus. De aangetroffen provenance-gegevens zijn, geordend naar categorie gebruiksspoor, vastgelegd en besproken: Band, Exlibris, Colofon, Inscripties en tenslotte Overige gebruikssporen.
De band vormt bij zeven handschriften uit de onderzoekscollectie een provenance-gegeven. Deze handschriften hebben alle toebehoord aan kardinaal Granvelle.
In ongeveer een op de tien handschriften van de onderzoekscollectie bevindt zich een exlibris. Zo'n eigendomsmerk is (ook) boekhistorisch gezien erg interessant. Het duidt niet alleen een vroegere eigenaar aan, maar vertelt ons in veel gevallen ook iets over deze boekbezitter. Het exlibris is een vorm van gebonden kunst. De kunstenaar zal idealiter in zijn ontwerp de persoonlijkheid van de opdrachtgever recht doen en elementen uit diens leef- en denkwereld in het exlibris verwerken.
In een dertigtal handschriften van de onderzochte collectie is een colofon geplaatst. Zeven colofons maken melding van de bedoelde eigenaar, de destinaris. De gewoonte om een colofon te schrijven lijkt vooral verbonden met het kopiëren van religieuze teksten.
In een honderdtal handschriften van de onderzoekscollectie komen aantekeningen voor die bedoeld zijn om het eigendom of de overdracht daarvan vast te leggen. Deze 'inscripties' vertonen een grote variatie. Het relatief grote aantal van deze aantekeningen toont aan welk belang de bezitters van handschriften eraan hechtten hun eigendomsrecht vast te leggen.
Van de veelomvattende categorie 'overige gebruikssporen' heb ik in het kader van deze scriptie slechts enkele voorbeelden kunnen geven.
Het derde hoofdstuk van mijn scriptie is getiteld De middeleeuwse en vroegmoderne handschriften in de Stedelijke Bibliotheek. Hierin worden behalve de oudste 16 handschriften, vermeld in de eerste twee catalogi van de bibliotheek uit 1612 en 1622, ook de 18 later verworven middeleeuwse en vroegmoderne handschriften besproken vanuit de provenance-optiek. Het eerste wat opvalt is dat slechts 16 handschriften tot het oudste bezit (voor de eerste catalogus van 1612) van de Stedelijke Bibliotheek behoren. Kennelijk is in Amsterdam, na de Alteratie in 1578, de nieuw gestichte bibliotheek niet gebouwd op het fundament van in beslag genomen boekenbezit van kloosters en van een geconfisqueerde parochiebibliotheek, zoals dit elders wel gebeurde. Alleen de grote koorbijbel (I A 1-7) en een vulgaatvertaling (I D 65-66) herinneren nog aan het katholieke verleden. In de periode 1876 - 1983 heeft de universiteitsbibliotheek wel een tiental handschriften verworven die in het bezit zijn geweest van Amsterdamse vrouwenkloosters. Het blijkt dat de Stedelijke Bibliotheek het best gekarakteriseerd kan worden als een geleerdenbibliotheek. De in het overzicht van de 34 handschriften van de Stedelijke Bibliotheek genoemde provenance-gegevens versterken dit beeld.
Provenance-onderzoek in de breedste zin bestudeert de vele aspecten van de relatie tussen historische lezers en de handschriften of gedrukte boeken in hun bezit. Ook in deze scriptie blijkt dat provenance-onderzoek veel meer kan opleveren dan rijtjes namen en boektitels. Een zorgvuldige bestudering van gebruikssporen informeert ons over de rol en functie van handschriften in vervlogen eeuwen en over de receptie van deze handschriften door hun vroegere bezitters. Het bestuderen van provenance-gegevens is cultuurhistorisch onderzoek dat fascinerende resultaten kan opleveren.
Om de gevonden gegevens gemakkelijk toegankelijk te maken zijn ze ook in vijf bijlages vastgelegd:
Bijlage 1: Corpus onderzochte handschriften
In deze tabel worden achtereenvolgens vermeld:
De huidige signatuur in de universiteitsbibliotheek UvA
Het nummer in de Catalogus der Handschriften II, 1902
Het nummer in de Catalogus der Handschriften VII, 1923
Het nummer in de Catalogus van handschriften uit de bibliotheek van wijlen den hoogleraar Willem Moll, 1880
Het nummer in de Catalogus van de Bibliotheek der Stad Amsterdam, 1856-1876
Het journaalnummer van de universiteitsbibliotheek UvA
Wel of geen vermelding in de Bibliotheca Neerlandica Manuscripta
Wel of geen exlibris aanwezig in het handschrift
Wel of geen band als provenance-gegeven
Wel of geen 'inscriptie(s)' als provenance-gegeven(s)
Wel of geen colofon als provenance-gegeven
Bijlage 2: Lijst van particuliere bezitters, alfabetisch op naam
Bijlage 3: Lijst van institutionele bezitters, alfabetisch op plaatsnaam en instelling
Bijlage 4: Overzicht per signatuur van de vroegere eigenaars van de onderzochte handschriften
Bijlage 5: Overzicht per signatuur van in dit onderzoek aangetroffen provenance-gegevens die niet in de BNM of de Catalogus der Handschriften II (1902) en VII (1927) vermeld staan
De scriptie wordt besloten met een lijst van geraadpleegde literatuur en websites.
Roel Tieleman november 2007